Jurist, olympiër, alpinist en wereldreiziger

Het avontuurlijke leven van mr. dr. Hendrik Sillem

Henrik Sillem

Hendrik Sillem (1866-1907) was een veelzijdig man. Als Nederlander leverde hij een aantal unieke prestaties eind 19e en begin 20e eeuw. Hij was gepromoveerd jurist. Met zijn dissertatie droeg hij belangrijk bij aan de juridische grondslagen voor de afwikkeling van faillissementen van verzekeringsmaatschappijen. Als deelnemer aan de Olympische Zomerspelen in Parijs in 1900 won hij een bronzen medaille in de schietsport. Als alpinist bereikte hij als eerste Nederlander langs de Hörnligraat de top van de Matterhorn. Daarna beklom hij op drie continenten hoge bergen, waaronder zeker twee eerste beklimmingen. Helaas verongelukte hij, eigenlijk nog jong, aan de zuidzijde van het Mont Blancmassief. Een biografische schets.

Johann Gottlief en zijn zus op schilderij van Jan Willem Pieneman

Johann Gottlief en zijn zus op schilderij van Jan Willem Pieneman

Familie Sillem
Er is veel bekend over het geslacht Sillem uit Amsterdam, maar betrekkelijk weinig over Henrik. Om Henrik te leren kennen is het van belang te begrijpen uit welke familie hij kwam.
Henrik was de tweede zoon van Johann Gottlieb ‘John’ Sillem (1837-1896). Johann Gottlieb was de oudste zoon van Ernst Sillem (1807-1861) en Henriëtte Hielbig (1810-1876), de dochter van de burgemeester van Riga.
Grootvader Ernst Sillem en diens vader Jérome Sillem waren afkomstig uit Hamburg. In 1815 vestigde het gezin van Jérome Sillem zich in Amsterdam. Hier werd hij hoofdaandeelhouder en vennoot van het bankiershuis Hope & Co. Johann Gottlieb volgde zijn vader op na zijn overlijden.
De vader van Henrik trouwde in Amsterdam op 28 mei 1863 met jonkvrouw Judith Catharina Henriëtte Hoeufft (1841-1920). Zij werd op 18 april 1841 geboren in Genua in Italië.
Het echtpaar Sillem-Hoeufft kreeg maar liefst negen kinderen. De oudste zoon werd vernoemd naar zijn grootvader Ernst. Hij zal later zijn vader opvolgen bij Hope & Co., maar is in ons land vooral bekend geworden als oprichter van de Nederlandse tak de YMCA en de Ernst Sillem-hoeve in Den Dolder.
Henrik werd op 12 augustus 1866 geboren binnen een gefortuneerde familie met banden door heel Europa en met Nederlandse adellijke geslachten. Zijn overgrootvader was financieel adviseur van de Russische tsaar. Zijn overgrootvader en grootvader kwamen uit Hamburg. Zijn grootmoeder uit de toen onder Rusland vallende hoofdstad van Letland. Zijn eigen moeder werd geboren in Genua, hoofdstad van het toenmalige koninkrijk Piëmont-Sardinië nu Italië. Zijn vader studeerde en werkte bij Baring Brothers & Co. in Londen. Als tweede zoon in het gezin had hij geen zicht op de positie van opvolger van zijn vader bij Hope & Co. Hij was dus ‘happy go lucky’.

Henrik Sillem als jonge knaap

Jonge jaren
Henrik Sillem volgde de middelbare school, waarschijnlijk tussen 1878 en 1884, aan het gerenommeerde Instituut Noorthey. Dat toen gevestigd was in Veur, nu is dat Leidschendam. Het instituut fungeerde tevens als kostschool. Het was een progressieve onderwijsinstelling, waar al halverwege de 19e eeuw sporten als gymnastiek en schermen verplicht waren. Leraren voor de moderne vreemde talen waren uitsluitend native speakers. Op deze school werd in Nederland het voetbal geïntroduceerd door de uit Engeland afkomstige docenten.
Vervolgens studeerde Henrik rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was lid van het Amsterdams Studenten Corps. Ook zou hij deel uitgemaakt hebben van het katholieke dispuut ‘Vondel’, wat opmerkelijk is, want de Sillems waren Lutheraren. Tijdens zijn studie beklom hij in 1886 de Matterhorn in Zwitserland.

The Hermitage, laatste hotel voor de Mount Cook, foto H. Sillem in de Mededeelingen 1907

Alpinist
Henrik Sillem beklom in 1886 als twintigjarige als eerste Nederlander, samen met François Gerard Waller in Zwitserland langs de Hörnligraat naar de top van de 4.478 meter hoge Matterhorn. Dit was de tweede Nederlandse beklimming van deze iconische berg. Vijf jaar eerder beklommen Anne Willem van Eeghen, die Sillem later goed leerde kennen in het Amsterdamse zakenleven en de Alpenvereniging, en Alexander Beels als eerste Nederlanders op 8 juli 1881 de Matterhorn vanuit Italië over de Liongraat.
Sillem en Waller hebben geen verslag geschreven van hun beklimming. “Door een gelukkige, of misschien liever een ongelukkige, bijkomstigheid is het relaas van deze eerste bestijging bewaard gebleven.”, aldus Bierens de Haan. De ‘ongelukkige bijkomstigheid’ betrof een fataal ongeluk op de dag van hun beklimming.
Op 17 augustus 1886 augustus waren vier groepen bergbeklimmers onderweg op de Matterhorn. Een Engelsman met twee gidsen, Sillem en Waller met twee gidsen waaronder Peter Taugwalder, twee Italianen en twee Engelsen, beide duo’s met twee gidsen. Tussen 9 en 10 uur in de ochtend vond een dramatische weersomslag plaats. Een heftige storm met sneeuw- en hagelbuien bastte los. De Engelsman alleen met zijn twee gidsen was snel en kwam om 17 uur veilig en wel aan in Zermatt. Sillem en Waller wisten onder leiding van hun uitstekende gidsen met veel moeite, na een afdaling van vijftien uur om 23 uur de Hörnlihütte, aan de voet van de berg, te bereiken. Zij waren totaal uitgeput. De andere twee groepen moesten op de berg in de vrieskou bivakkeren. De volgende dag lukte het de Italianen om terug te keren naar de hut. Maar de Engelsen hadden veel minder geluk. De ene kon niet meer lopen, waarschijnlijk bevroren voeten, de ander kon naar beneden worden geholpen. De gidsen lieten de onderkoelde Engelsman alleen achter. Toen er een reddingsploeg omhoogkwam, bleek hij te zijn overleden.
Dit ongeluk wekte grote beroering in Zwitserland. Waarom lieten de gidsen de Engelsman alleen? Waarom gingen de gidsen van Sillem en Waller de volgende dag niet direct terug om hulp te bieden? De Staatsraad van Wallis, het bestuur van dit kanton, vorderde een onderzoek dat werd uitgevoerd door Ferdinand Otto Wolf. Wolf beschreef Sillem en Waller als “unerfahrene Bergsteiger, von den erlebten Mühseligkeiten und Gefahren sehr aufgeregt”. Op basis van dit incident werd overigens de beroepscode voor gidsen aangescherpt; ‘nooit een cliënt alleen achterlaten’ en ‘elkaar hulp bieden’ als dat nodig is.
Waller klom nooit meer. Hij werd een landelijk bekend kunsthistoricus en kunstverzamelaar.

Proefschrift Henrik Sillem

Promotie
Op 8 mei 1891 verdedigde Hendrik Sillem zijn proefschrift Het faillissement des verzekeraars aan de Universiteit van Amsterdam. In deze, aan zijn ouders opgedragen, dissertatie constateerde Sillem dat er zakelijk grote risico’s worden genomen, maar dat deze afgedekt worden door verzekeringen. Binnen het assurantiestelsel signaleerde hij een steeds nauwkeuriger berekening van de verhouding tussen premies en schadeclaims. Dat vergroot de concurrentie en leidt tegelijk tot neerwaartse druk op de premies. Dit leidt er vervolgens toe dat sommige verzekeraars failliet gaan.
De vragen in zijn onderzoek waren dan de volgende.

1. Wat moet er na een faillissement gebeuren?
2. Wat is de positie van de verzekerde?
3. Wat is de positie van de eventuele herverzekeraar?

Sillem analyseerde de vigerende wetgeving en jurisprudentie en bouwde hierover de volgende redeneringen op.
Als een verzekerde een lopende schadeclaim heeft, dan wordt hij schuldeiser op de failliete boedel van de verzekeraar.
Bij kortlopende verzekeringen, bijvoorbeeld die jaarlijks worden afgesloten of verlengd, kan de curator van het faillissement de looptijd afwachten voor de afwikkeling van de failliete boedel.
Bij lang lopende verzekeringen kan de curator de premie (deels) terugstorten.
Bij levensverzekeringen dient de rechtbank of een deskundige de contante waarde van de aanspraak te berekenen. De verzekerde c.q. schuldeiser ontvangt vervolgens evenveel procenten van de schuldeis als de andere schuldeisers in het faillissement.
Voor verzekeringen van zeevaart stelde Sillem dat de mogelijk denkbare schade dient te worden gekapitaliseerd en ingebracht als schuldeis aan de failliete verzekeraar. Ook hier ontvangt de verzekerde c.q. schuldeiser vervolgens evenveel procenten van de schuldeis als de andere schuldeisers in het faillissement. Evenwel geldt hier de voorwaarde dat dit bedrag onmiddellijk moet worden terugbetaald met rente, indien zich geen schade voordoet.

Henrik Sillem – foto van l’Union des Sociétés de Tir de France 1897

In het tweede hoofdstuk van zijn proefschrift behandelde Sillem de verhouding tussen verzekeraar en herverzekeraar.
Een verzekeraar gaat failliet, een verzekeringsnemer heeft een schadeclaim lopen, hoeveel moet dan een eventuele herverzekeraar uitkeren aan de verzekeraar? Het volledige bedrag van de schadeclaim of het percentage dat uit de failliete boedel van de verzekeraar te halen is?
Sillem besprak uitvoerig jurisprudentie uit een rechtsgang langs Rechtbank en Hoge Raad, van twee failliete verzekeringsmaatschappijen, die slechts 20 tot 30% van de omvang van de lopende schadeclaims konden uitkeren, maar wel 100% claimden bij de herverzekeraar. Er komen diverse besprekingen van deze rechtsgang door juristen aan de orde. De eindconclusie van Sillem was: “De reassuradeur is verplicht aan den gefailleerden assuradeur zooveel te betalen als deze aan den geassureerde uitbetaald heeft; dat is de schade, die de assuradeur in zijn vermogen lijdt.”
Het proefschrift is, alhoewel inmiddels meer dan honderddertig jaar oud, terug te vinden in de Harvard University Law Library en op internet te downloaden. Het behoort tot het wetenschappelijk erfgoed met betrekking tot het onderzoek naar het verzekeringswezen.

Poster van Olympsiche Zomerspelen Parijs 1900

Olympisch schutter
Hendrik Sillem was een geducht sportschutter. “One of the best Dutch rifle shooters around the fin de siècle, Henrik Sillem won six World Championship medals between 1897 and 1901.”, aldus Sports Reference. Van deze zes medailles was waarschijnlijk de bronzen medaille op de Olympische Zomerspelen van Parijs in 1900 zijn mooiste prestatie. Hij won deze medaille met het Nederlandse sportschietteam, opmerkelijk genoeg op het onderdeel ‘pistool’ (free pistol). Sillem was beter met ‘geweer’ (free riffle).

Henrik Sillem, zittend 2e van links, schietsportteam Olympische Zomerspelen Parijs 1900

De Olympische schietwedstrijden vonden plaats op het Camp de Satory in Versailles. Het pistoolschieten was op 1 augustus 1900. Bij dit onderdeel werd geschoten op een doel op vijftig meter afstand met een diameter van vijftig centimeter met tien scoringsringen. Elke schutter loste zestig schoten voor een maximale score van zeshonderd punten per individuele schutter. Elk team had vijf schutters waarvan de scores werden opgeteld tot het teamtotaal van maximaal 3000 punten. Zwitserland won de gouden medaille met 2271 punten, met Frankrijk als tweede met 2203 punten. Nederland werd derde, maar stond ver achter met 1870 punten.
Het Nederlandse sportschietteam bestond naast Sillem uit mr. Solko Johannes van den Bergh, Dirk Boest Gips, Anthonius Hubertus Maria Bouwens en Anthony Ahasuerus Hendrik Sweijs.
Het Nederlandse schietteam behaalde tevens ereplaatsen op de onderdelen
‘geweer’. Hierbij werden door elke schutter veertig schoten gelost vanuit drie posities, liggend, knielend en staand op een doel op driehonderd meter. Het Nederlandse team werd vijfde. Ook werd het team zesde op het onderdeel ‘geweer’ maar dan alleen liggend.
Sillem moet lid geweest zijn van de Amsterdamse schutterij, zoals zoveel mannen uit de gegoede burgerij. Samen met zijn olympische teamgenoot Solko van den Bergh, de Haagse jurist en notaris, en de Fransman François Monod was hij initiatiefnemer voor de eerste wereldkampioenschappen in de schietsport in 1897 in Lyon. Zijn beste internationale prestatie met het Nederlandse team was op de Wereldkampioenschappen van 1901 in Luzern op het onderdeel ‘geweer’. Het team eindigde als tweede achter Zwitserland.

Sportschieten Olympisch Zomerspelen Parijs 1900

Huwelijk en kinderen
In het stadsarchief van Amsterdam bevindt zich een ‘promotieplaat’ of beter een soort spotprent van vrienden ter opluistering van het feestelijke diner na Sillems promotie. Eén van de tekeningen hierop is: Henrik staande in een winkel voor de verkoopbalie, waarbij hij aan de verkoopster vraagt “Juffrouw, heeft U ook Arnhemse meisjes? en aardige hoor!”

Promotieplaats Sillem uit archief van Waller

En, inderdaad twintig dagen na zijn promotie trouwde Henrik Sillem op 28 mei 1891 in Arnhem met jonkvrouw Susanna Catharina Beatrix des Tombe (1869-1948).
Sillem begon na zijn promotie en huwelijk een praktijk als jurist in Amsterdam en trad vooral op als procureur en assuradeur. In 1894 fungeerde hij bijvoorbeeld als procureur in een gerechtelijke procedure om mevrouw Tuyn, de echtgenote van een spoorloos verdwenen man, de volmacht te verlenen om zaken af te wikkelen. In 1899 was hij betrokken als assuradeur bij de afwikkeling van de failliete boedel van de heer Doths. De Staatscourant van 1899 vermeldde Sillem in zijn functie als directeur van de Hollandsche brand- en levensverzekering-sociëteit in Amsterdam. Als aandeelhouder en commissaris was hij betrokken bij de oprichting van de NV Exploratie- en Mijnbouwmaatschappij Gorontalo in Amsterdam. Dit was een nieuwe mijnbouwmaatschappij actief in het toenmalige Nederlands-Indië. Kort om, Sillem lijkt werkzaam als jurist en assuradeur in het Amsterdam aan het einde van de 19e eeuw.
Uit het huwelijk werden twee zonen geboren. De oudste zoon in Amsterdam in 1894 was Frans Johann. “Op 9 september 1896 werd Henrick geboren, in Baarn. Opmerkelijk is dat de aangifte niet gedaan werd door de vader, maar door dokter Voorthuijsen, waarschijnlijk de arts die bij de bevalling aanwezig was.” aldus Jan Pasman in een artikel over deze Henrick of ook wel ‘Boet’ genoemd. Pasman vervolgt: “Dat is iets begrijpelijker als we weten dat zijn ouders enkele maanden na de geboorte uit elkaar gingen (28 januari 1897) en dat vader Henrik een enthousiaste, wereldberoemde bergbeklimmer was. Waarschijnlijk prefereerde hij een beklimming boven een bevalling.”,
Het is niet goed te achterhalen wat de context en de oorzaak van de scheiding waren. Wie ontfermde zich over de opvoeding van de twee zoons? Henrik zo goed als zeker niet. Hij hertrouwde in Londen op 24 oktober 1902 met Bertha Eva Johanna Reuser (1879-1971), geboren in Breitenstein in het Duitse Saksen-Anhalt. Net als Sillem was Reuser alpinist. Met haar ging hij vervolgens op wereldreis. Waarschijnlijk is dat Henrik Sillem vastgelopen was in een saai burgerlijk huwelijk en een weinig boeiende praktijk als assuradeur en jurist.
Zijn vader overleed op 26 september 1896. Zijn financiële nalatenschap moet Henrik mede in de gelegenheid hebben gesteld voor een avontuurlijke draai in zijn leven: schietsport, bergen beklimmen en op wereldreis.

Mount Ellie de Beaumont, foto H. Sillem in de Mededeelingen 1907

Van de Alpen naar Kasjmir
Sillem ontwikkelde zich, na zijn beklimming van de Matterhorn, tot een veelzijdig en later tot een kosmopolitisch alpinist. Hij beklom in 1898 of 1899 de Matterhorn nogmaals, maar toen via de route vanuit Italië, die moeilijker is dat de normale route in Zwitserland. In het enige artikel dat hij zelf aanleverde schreef hij: “… doordat ik in Zwitserland er in de laatste jaren steeds op uit was de minst bekende en moeilijkste tochten te ondernemen,..” (daarom was het klimmen in Nieuw-Zeeland niet moeilijk). Hieruit is af te leiden dat hij lastige en moeilijke beklimmingen deed in de Alpen en daardoor een goed getrainde en ervaren alpinist werd.
Bierens de Haan betreurde het feit dat Sillem zijn ervaringen als alpinist niet op schrift heeft gesteld. Wat overigens niet helemaal juist is, want Sillem heeft beperkt over verschillende bergtochten geschreven, zowel in een artikel als in brieven aan onder andere de eerdergenoemde Van Eeghen.
Bierens de Haan omschreef Sillem als een globetrotter die samen met zijn tweede vrouw de wereld rondtrok, om in elk land dat hij bezocht de hoogste bergtop te beklimmen.
Sillem was in 1902 in Srinagar in het uiterste noordwesten van het huidige India toen Brits-Indië. Hij werd attent gemaakt op twee hoge bergen, de Nun 7.135 meter hoog en de Kun van 7.077 meter. Zij vormen een bergmassief in de westelijke Himalaya op de grens van Jammu en Kasjmir en Ladakh. De toppen zijn van elkaar gescheiden door een vier kilometer lang grotendeels besneeuwd plateau.
Sillem vatte het plan op een poging te wagen deze bergen te beklimmen. Eerst probeerde hij zijn berggids uit Zermatt over te laten komen. Dat lukte niet. Wel kwam hij in contact met twee shikari’s, dat waren professionele jagers op groot wild in Kasjmir. Deze hadden eerder Engelse en Oostenrijkse alpinisten begeleid. Met hen plus drie Gurka’s afkomstig uit Nepal en vier lokale dragers ondernam hij zijn expeditie. Om al het materiaal, tenten, brandstof, voedsel, klimuitrusting naar de berg te vervoeren huurde hij nog eens vierenzestig lokale dragers in. Er gingen vijf melkgeiten mee voor verse melk en vijf schapen voor de slacht. Overigens nuttigde Sillem zelf uit Europa gehaalde voeding uit conserven, rijst, jam, gecondenseerde melk en cacao.
Na een tocht van vier dagen kwam Sillem met zijn expeditie aan bij de voet van het gebergte in het Shafat Chu dal, waar zij een basiskamp opsloegen op ongeveer 4.500 meter. De meegereisde ‘nieuwe’ mevrouw Sillem bleef in het basiskamp. Het lukte de volgende dag niet hogerop een kamp op te slaan. Sillem en zijn dragers hadden te veel last van de hoogte. Zij namen een week om te acclimatiseren. Hierna lukte het hem om een hoger kamp op te slaan, maar dan gaat het sneeuwen. Bijna twee weken moeten ze afwachten, maar uiteindelijk kan Sillem met zijn shikari’s een poging doen de Nun te beklimmen. Eerst volgden zij een route over de graat van de berg in het zuidwesten. Deze bleek moeilijk te beklimmen. Zij vervolgden de route omhoog over de besneeuwde zuidwestelijke flank van de Nun richting de noordelijker gelegen Kun. Sillem bereikte de Knob peak met een hoogte van 6340 meter, een Nederlands hoogterecord. Hij schatte in dat hij van de noordwestelijk zijde de berg wellicht tot de top had kunnen beklimmen, maar hij en de shikari’s waren vermoeid en daalden af naar het kamp. De volgende dag sloeg het weer om en Sillem besloot de expeditie te beëindigen. Pogingen om de Hushevallei en de Baltoroglesjer te bereiken strandden. Hij had hiervan geen spijt, want het bleek achteraf tien dagen lang zeer slecht weer te zijn.
Sillem schreef in de allereerste jaargang van de Mededeelingen der Nederlandsche Alpen-Vereeniging, het magazine van de in 1902 opgerichte Alpenvereniging, een artikel over deze bergtocht. Althans, hij schreef over zijn ervaringen een brief aan Anne Willem van Eeghen en deze werkte de inhoud daarvan om tot het artikel. Overigens werd Sillem pas in 1904 lid van deze vereniging.

Berglandschap gezien van de Z.W. graat van de Mount Cook, foto H. Sillem in de Mededeelingen 1907

Andes en Southern Alps
In 1905 ging Sillem met zijn tweede echtgenote naar Zuid-Amerika om zeven weken door de Andes te trekken. Hier beklom hij de Acongagua, de hoogste berg van dit continent met 6.961 meter.
In 1906 reisde Sillem vanuit Londen naar Nieuw-Zeeland. Hier beklom hij een serie bergen op het Zuidereiland in de zogenaamde Southern Alps die gedomineerd worden door de Mount Cook, of Aoraki in de taal van de Maori, ‘de berg die de wolken pakt’. Hij schreef hierover een artikel in de Mededeelingen der Nederlandsche Alpen-Vereeniging. Typerend voor Sillem is het onderstaande citaat.

“Het is geenszins mijne bedoeling eene topographische of natuurbeschrijving te geven van de Alpen van Nieuw-Zeeland, en evenmin om een verhaal te doen van afschrikwekkende moeilijkheden als hemelhooge loodrechte rotsen, of bladdunne sneeuwbruggen, zooals die waarvan men in de meeste boeken over bergbeklimmen leest, doch die in werkelijkheid niet veel voorkomen of gemakkelijk vermeden kunnen worden. Ik wil enkel trachten mijne medeleden een weinig op de hoogte te stellen en zoo mogelijk met practischen raad van dienst te zijn, voor het geval dat zij er toe mochten overgaan ook eens Nieuw-Zeeland te bezoeken.”

Kortom, geen geromantiseerde heldenverhalen over beklimmingen, maar gewoon feiten en omstandigheden voor eventuele navolgers. Hoe komt u in Nieuw-Zeeland? Hoe reist u naar Southern Alps? Hoe zijn de hotels en berghutten? Welk materiaal moet mee? Hoe is de foerage in de hutten? Wie zijn de berggidsen? Wat kost het allemaal? Tot en met het vanuit het hotel aan de voet van het gebergte, versturen van een dringend telegram via postduiven.
In Nieuw-Zeeland beklom Sillem in ieder geval acht bergen, Mount Sealy (2.627 meter), Hochstetter Dome (2.827), Mount Elie de Beaumont (3.109), Malte Brun (3.199), de zuidelijke top van de Mount Cook (3.593), de hoogste top van de Mount Cook (3.724), Mount Footstool (2.764) en de Mount Kinsey (2.083). De beklimmingen van de Mount Elie de Beaumont en Mount Kinsey door Sillem met zijn berggids Peter Graham waren de eerste bestijgingen tot op de top van deze bergen.
Hierna reisde Sillem via Indonesië terug naar Europa. “Van den Heer Mr. Sillem ontvingen wij nog een briefkaart uit Java, waarin werd medegedeeld, dat door hem de top van den Smeroe, 3.676 M., Java’s hoogsten berg, op 5 Augustus werd bereikt.”, aldus een passage in de Mededeelingen der Nederlandsche Alpen-Vereeniging. De Smeroe, of Semeru of Gunung Semeru, is overigens een actieve vulkaan van 3.676 meter hoog en daarmee de hoogste berg op het Indonesische eiland Java.

Foto bij overlijdensbericht in krant 1907

Tragisch einde
Sillem verongelukte tragisch in de Alpen in 1907 nabij Courmayeur waar hij ook begraven werd. De volgende maand zou hij 41 jaar zijn geworden.
Op 13 juli 1907 had hij de Aiguille du Midi (3.842 meter, waar nu het enorme kabelbaanstation vanuit Chamonix op staat) beklommen. Hij keerde terug naar de rifugio Torino op de col du Géant op 3.375 meter. Vandaaruit liep hij voor zijn gidsen uit over het pad richting Courmayeur. Hier moet hij na een paar minuten gestruikeld zijn. Het stoffelijk overschot werd driehonderd meter lager aan de voet van een couloir op de Mont Fréty-gletsjer gevonden. Op 17 juli werd hij begraven. “Op het kleine kerkhof van het dorp Courmayeur, gelegen in een eenzaam prachtig hoogdal, omgeven door de indrukwekkende met sneeuw bedekte bergen, die hij voor alles beminde, heeft hij zijn laatste rustplaats gevonden.”, aldus Visser in de Mededeelingen. De oude begraafplaats van Courmayeur is begin dertiger jaren van de vorige eeuw verplaatst naar de huidige locatie bij het Piazza Brocherel. Op de nieuwe begraafplaats is geen graf meer van Henrik Sillem.
Jammer genoeg zijn bij het vergissingsbombardement door de geallieerden op het Haagse Bezuidenhout op 3 maart 1945 al zijn persoonlijke reisaantekeningen en foto’s, in het bezit van zijn tweede vrouw, verloren gegaan. Hoe dan ook, uit de reconstructie van zijn levensloop, komt Sillem naar voren als een bekwaam alpinist, een scherp schutter en intelligent jurist. Reislustig en avontuurlijk. Hij liet het burgerlijke Amsterdam, inclusief zijn gezin, achter zich en ging op wereldreis met een nieuwe sportieve partner.
Hij had niet de behoefte dat allemaal te etaleren in artikelen of boeken. Als alpinist was hij voorzichtig. Het was dan ook wrang dat hij op een gewoon bergpad struikelde en verongelukte. Hendrik Sillem was als alpinist zijn tijd ver vooruit en wellicht de allereerste Nederlandse alpinist die doelbewust ging klimmen op andere continenten.

Uit de lijst van alle slachtoffers die in de bergen bij Courmayeur verongelukt zijn

Download hier een pdf-versie van dit artikel met een volledige verantwoording van alle gebruikte bronnen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.